top of page

Reisverslag: de ziel van motoring culture ontdekken in Zuid-Engeland

Geïnspireerd door de reportage Columbus van de Vlaamse TV-ster Wim Lybaert, begon ik met mijn '74 Chamonixweiss Touring aan mijn reis naar de zuidkant van het Verenigd Koninkrijk. Samen met mijn vrouw, die meeging op een paar voorwaarden: ze wil het Isle of Wight zien, ze wil de palmbomen bij Land's End zien en ze wil otters zien. Ik prijs me gelukkig met de meegaandheid van mijn vrouw en zeg deze voorwaarden te gaan inwilligen. Little “did I know”, otters zijn zowat de meest schuwe beesten die er zijn.


Gedurende 3 dagen sluit ik me op en schrijf een roadbook dat begint in Dover en de ganse Zuid-kust volgt tot in Land’s End, nadien rijden we omhoog richting Bristol en steken vervolgens onder Londen door terug naar Dover. De voorbereidingen van de reis verlopen allemaal nogal hectisch, maar we halen de ferry. Meer nog mijn vrouw rijdt die dag de allereerste keer met Willhelmina-Petronella (tevens de naam van onze witte dame). Na ongeveer 50km met mijn roadbook, geeft mijn vrouw er de brui aan en navigeert verder op de Michelin-kaart waarop ik de route ook uitzette. We missen uiteraard nog wel wat kleinere weggetjes, maar al bij al verloopt het vlot. Enkel de ontbrekende rechterspiegel is niet zo handig in het Engelse verkeer. Vooral de vele roundabouts zorgen voor angstzweet.


We vervolgen onze weg langs de kust en keren landinwaarts na Beachy Head en omzeilen zo vergane glorie Brighton. Zo belanden we in het Southdowns National Park en genieten van het groen als we verder afzakken richting Goodwood. De volgende dag staat de Isle of Wight op het menu. We boeken de ferry en lopen eerst nog even rond door Portsmouth. Het is in de inham achter het Isle of Wight dat de vloot zich verzamelde die de landing op Normandië zou inzetten in ’44. De baai is dan ook bezaaid met een soort bunkers op palen waarin geschutskoepels verwerkt zaten. De Isle of Wight zelf is een mooie plek, maar je snapt wel waarom de oudere generatie hier zijn oude dag komst slijten. Het eiland loopt niet over van de bedrijvigheid, maar het klimaat en de natuur zijn heel aangenaam. Belofte 1 is ingelost.


De volgende morgen rijden we door en zetten koers naar het National Motor Museum in Beaulieu. Het is hier dat ik oog in oog zal staan met de 1927 Rolls-Royce Phantom met nummerplaat UC 6 van Lord Montagu. Een momentje waar ik stil van word. Deze heren reden met deze wagens naar de Côte d’Azur rond 1930, heerlijk toch! Ook het fabeltje dat je een dubbeltje op de motor kan rechtzetten als je een Rolls start zie ik hier bevestigd. We vervolgen onze weg door het Forest National Park en zullen die avond arriveren in het idyllische Swanage. Onderweg kom ik nog een Gilbern tegen, een wagen die ik nog nooit in levende lijven had gezien. Ik bel aan, en de dames des huizes doet de deur open. De eigenaar lag zijn middagtukje te doen, dus onverrichter zake rijden we maar weer verder. De zwierige baantjes zijn leuk om rijden en ook als ik iets sportiever begin te rijden geeft mijn vrouw geen kick. Ook Wilhelmina doet het voortreffelijk. Eens Sidmouth gepasseerd wanen we ons in de Côte d’Azur. Azuurblauwe zee en een voortreffelijk weertje. We lunchen op het strand en hebben dit gans voor ons alleen. We rijden door tot in Dartmouth en doen ons hier te goed aan een klepper van een kreeft. Licht beschonken en met een volle maag gaan we slapen. Morgen de final stretch tot Land’s End.



Links: mijn geliefkoosde Wilhelmina


De volgende dag rijden we de ganse dag met raampjes helemaal open, mijn camioneursarm begint stevig kleur te pakken. De golfstroom die hier tegen Engeland aanloopt, zorgt voor een heerlijk en mild klimaat dat zelfs palmbomen uit de grond doet rijzen. Belofte 2 is ingelost. We genieten met volle teugen van de vergezichten waarop we worden getrakteerd. Eens aangekomen in Land’s End blijkt dit een complete ‘tourist trap’ te zijn. Het duurt dan ook niet lang of we rijden wat verder naar Cape Cornwall om daar met de locals een zwemmetje te doen, een boekje te lezen in de zon en iets ander de kiezen te parkeren.


De terugweg is ingezet en we rijden door Dartmoor National Park, want hier zijn otters te zien. Lichte teleurstelling op het gezicht van mijn vrouw als de dame in de Toeristische Dienst oppert dat ze hier al 20 jaar woont en nog nooit een otter gezien heeft. Een postkaart en een otter-pin doen haar mondhoeken toch al iet of wat optrekken. Het is spijtig genoeg niet het moment om een bezoekje aan het Haynes National Motor Museum op de agenda te zetten. Ok, geen probleem, ik kom wel eens terug. Vrouwlief begint het net wel welletjes te vinden, dus we nemen een stukje snelweg om die avond nog te arriveren in Bristol. Dit gezellige havenstadje doet ons denken aan Antwerpen, onze thuisbasis. Maar het is wel iets kleiner en knusser. Wilhelmina heeft overigens al vele schouderklopjes gekregen voor het voortreffelijke werk dat ze levert. Het deed me zelfs een beetje hartzeer om ze in Bristol op een parking te moeten achterlaten. Ik kom dan ook ’s nachts uit mijn bed om ze alsnog illegaal langs het hotel te parkeren. ’s Morgensvroeg ga ik joggen en verken zo de rest van de haven. Ik kom zelfs terecht op een scheepswerf waar nog houten boten worden gemaakt. Zoals de geur van een garage, is ook de geur van een schrijnwerkerij heerlijk.


Volgende halte is Bath, al in de Romeinse tijd was deze stad gekend voor zijn bronnen met heilzame werking. De architectuur is dan ook best indrukwekkend. Het kuuroord is ons wat te druk, dus we verkiezen terug de baan op te gaan. We bezoeken het kleinere zusje van Stonehenge: Avebury. Mijn poging om Caterham en Morgan te gaan bezoeken worden getorpedeerd door een uitnodiging van Zuid-Afrikaanse vrienden die onder Londen wonen. Ik klaag echter niet; mijn vrouw verdraagt al 5 dagen een roadbook van 200 à 900km per dag zonder morren en ten huize Taute is het altijd feest. Ook nu weer, de braai wordt aangestoken en tot in de vroege uurtjes praten we na in hun tuin. Het afscheid de volgende morgen is dan ook in verschillende aspecten pijnlijk.


De vakantie zit erop, we rijden naast de M25 over de kleine baantjes en genieten van het bochtige parcours dat ons wordt voorgeschoteld. We zijn best onder de indruk van wat we zagen; mooie natuur, best goed eten, en de ‘motoring culture’ zit er ook veel meer in dan op het continent. Ik besluit dan ook bij een koffietje op een terrasje in het stadje Deal alvorens we naar de ferry rijden; “hier komen we terug, deal? “Deal!”.


Dit artikel werd gepubliceerd door BMW 02 Club Nederland.



0 opmerkingen
bottom of page